Leiden & Zeevaart

Auteur: Frits van der Mark

De thuishaven van Zeemanskoor Rumor di Mare is Leiden. Maar heeft die stad zonder zout water eigenlijk wel wat met de zee, laat staan met het zeemanslied? Ja, dat is zeker het geval. Hieronder het verhaal van de Kweekschool voor Zeevaart waar in Leiden ooit jongens werden opgeleid tot matroos. De leerlingen leerden er alle zaken die nodig waren voor een varend bestaan. Zelfs het zingen van zeemansliederen was onderdeel van de opleiding.

 

Kweekschool voor Zeevaart

 

Het ontstaan van de Kweekschool voor Zeevaart in 1855 is te danken aan een aantal gegoede burgers die zich “het lot der verwaarloosde vagebonderende jongens in de Leidse achterbuurten aantrokken”. Zo staat het beschreven in een boek dat ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de school verscheen. Op initiatief van dominee Rutgers van der Loeff besloten zij dat er een inrichting moest komen die deze jongens “zal omvormen tot werkzame en nuttige leden der maatschappij, bepaaldelijk in dienst van de Nederlandse Marine”.

 

De Leidse Gemeenteraad stelde een oud huisje bij de Witte Poort aan het Galgewater beschikbaar dat dienst kon doen als schoolgebouw. Maar de leerlingen hadden natuurlijk ook een schip nodig waarop zij konden oefenen. Hiertoe schonk de Minister van Marine de Kweekschool een heuse kanonneerboot. In oktober 1855 vertrok het toegezegde schip uit Hellevoetsluis. Pas twee maanden later lag de kanonneerboot in het Galgewater voor de wal. De laatste loodjes van de tocht zorgden voor de nodige problemen: het bleek dat de doorvaartbreedte van de Leidse bruggen niet goed was doorgegeven. In het gedenkboek van 1895 staat het ongemak als volgt beschreven: “Doordat de boot de bruggen niet kon passeren was het nodig de boot van alle obstakels die in de breedte uitstaken, te ontdoen” en “de nauwe openingen der bruggen bleven nog gedurende zeven dagen de doorgang van de kanonneerboot betwisten. Van veel bruggen moesten tijdelijk de klappen worden verwijderd”. Tenminste één keer werd het eerste oefenschip vervangen door een gelijksoortig schip.

 

Lesonderdelen

 

Artikel 31 van de in 1855 opgestelde statuten bepaalde dat de kwekelingen “onderwezen en geoefend zouden worden in uiteenlopende zaken, zoals daar waren: de kennis van de benodigde gereedschappen aan boord, de kennis van de ‘glazen en wachten’, het schoonschipmaken, het knopen, het splitsen, het enteren, het roeien en pagaaien en niet te vergeten de kennis van de verschillende rangen aan boord van ’s Rijks oorlogschepen”.

 

Om het zogenaamde enteren te kunnen oefenen, stonden er aan het Galgewater een tweetal oefenmasten opgesteld.

 

In het gedenkboek uit 1895 staat beschreven: Een andere afdeling, gekleed in nette witte werkpakjes, staat bij het werktuig gereed om geoefend te worden in het enteren. Men hoort een commando, gevolgd door een schel bootsmansfluitje, en op hetzelfde ogenblik klimmen allen, vlug als katten, langs de touwladders naar boven, elkaar de eer betwistend wie het eerst de donderpen zal bereiken, die boven op de top der bramsteng staat”.

 

Niet alleen voor de ligplaats van de kanonneerboot kwam de nabijheid van het Galgewater van pas. Bij gunstig weer werd er ’s ochtends om 8 uur ook in gezwommen en regelmatig werd er geroeid:

 

“en een ogenblik later ziet men de vaartuigen snel door het water gaan, voortgestuwd door twaalf riemen, die zoo gelijk in en uit het water komen, dat het is alsof ze alle met ééne hand bewogen worden”.

 

Zangles

 

In het jaarverslag van 1865 kon Rutgers van der Loeff melden dat aan het onderricht van de kwekelingen het driestemmig gezang was toegevoegd, “in de hoop dat het verzachtend en beschavend zal werken op de soms wat ruwe conversatietoon van het jolige volkje”.

 

In zijn proefschrift Wat lijdt den zeeman al verdriet, Het Nederlandse zeemanslied in de zeiltijd (1600-1900) schrijft Karel Davids dat de leerlingen op de Kweekschool in Leiden en enkele andere instellingen, vaderlandslievende liederen werd aangeleerd. Deze, behorende tot ‘het betere lied’, moesten de eigenlijke zeemansliederen (shanties of werkliedjes en ‘liedjes van vooruit’) vervangen. Het was de expliciete doelstelling van de instelling om de jongens aan te passen aan de regels van de scheepsgemeenschap. De zangles op instellingen als de Leidse Kweekschool heeft daardoor een directe invloed gehad op het Nederlandse zeemanslied.

 

 

 

Zeemansliederen

 

In het Regionaal Archief Leiden wordt een zangbundeltje met het opschrift ZEEMANSLIEDEREN bewaard. Het werd in 1876 uitgegeven door de Commissie van Oppertoezicht en Beheer der Kweekschool voor Zeevaart. Samensteller en verzamelaar was heer H.C. Juta. Hij was rond 1900 vennoot in een handelshuis, wethouder van financiën en waarnemend burgemeester van Leiden.

 

Het boekje bevat inderdaad alleen vaderlandslievende en stichtelijke teksten. De meest bekende zijn: Triomfantelijk Lied van de Zilvervloot (nog beter bekend als Piet Hein, Piet Hein) en Ferme Jongens, Wakkre Knapen. Deze beide liederen staan ook op het repertoire van Zeemanskoor Rumor di Mare.

 

Davids schrijft nog dat bij het bezoeken van buitenlandse havens, de bemanningsleden van Nederlandse oorlogsschepen soms officiële uitvoeringen gaven van het ‘betere lied’. Uit andere bronnen is verder bekend dat wanneer matrozen zelf konden bepalen wat ze wilden zingen, het repertoire helemaal veranderde.

 

Ontwikkeling van de Kweekschool

 

Vooral in het begin kende de Kweekschool een snelle groei. Na de start in 1855, volgde in 1858 de eerste nieuwbouw. Op 3 oktober 1879 volgde de ingebruikname van een nieuw hoofdgebouw.

 

Het langwerpige gebouw bevatte leslokalen, en een internaat waar 300 jongens gehuisvest konden worden.

 

Dit gebouw staat er nog steeds en ook de ziekenboeg van de Kweekschool heeft de tand des tijds doorstaan. Het witte huis staat tegen het Galgewater, op de hoek van de Weddesteeg. In 1914 werd de opleiding aan de Kweekschool omgezet in een vooropleiding voor leerling officieren bij de Koninklijke Marine, die tot 1922 zou blijven bestaan. De volgende tien jaar werd het Kweekschoolgebouw gebruikt voor de opleiding zeemiliciens kustwachter.

 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vorderde de Duitse Wehrmacht de lokalen, na de oorlog werd het hoofdkwartier van de Mijnenopruimingsdienst er gevestigd. In 1948 verhuisde deze naar Den Helder en kwam de Sociaal medische dienst der Nederlandse Marine naar Leiden. Deze dienst bleef tot 1973 gebruiker van het Kweekschoolgebouw en was daarmee de laatste die nog een link had met de nautische oorsprong van de Kweekschool voor Zeevaart.

 

 

 

Jantjes van Leiden

 

Gedurende het bestaan van de Kweekschool zijn er meer dan dertienduizend jongens opgeleid tot matroos. Meer dan de helft hiervan kwam uit Leiden of directe omgeving. De leerlingen hadden in onze stad een eigen bijnaam, door de bevolking werden ze de ‘Jantjes van Leiden’ genoemd.

 

Het markante gebouw van de Kweekschool voor Zeevaart is nog vrijwel in authentieke staat en momenteel in gebruik door het Advocatenkantoor Geelkerken en Linskens. Met aan drie zijden de grote letters Kweekschool voor Zeevaart en het prachtige halfronde ornament met attributen van de zeevaart en onderwijs boven de ingang, getuigt het nog steeds van het nautische verleden van de stad Leiden en haar verbondenheid met het zeemanslied.

Ornament met attributen uit zeevaart en onderwijs boven de ingang. Sinds de restauratie van 1985 is het in kleur uitgevoerd.

Afbeeldingen: Erfgoed Leiden en Omstreken