Door Frits van der Mark
In Scheepspost nummer 7 (2021) werd deze zogenaamde ‘shanty-hit’ uit de coronatijd al eens besproken. Nu het lied uit de hitlijsten is verdwenen en haast iedere jongere het refrein kan meezingen, leek het me aardig om tekst en achtergrond van deze Nieuw Zeelandse folksong nog wat nader te bekijken.
In Nieuw Zeeland wordt het ontstaan van het lied Soon May the Wellerman Come aangegeven in de periode tussen 1860 en 1870. De Nieuw Zeelandse muziekleraar en samensteller van volks-muziek Neil Colquhoun beweerde het lied rond 1966 te hebben opgetekend van ene Woods. Deze was toen in de tachtig en had het lied van zijn oom gehoord. In 1973 werd Soon May the Wellerman Come opgenomen in Colquhoun’s boek, New Zealand Folksongs: Songs of a Young Country. De conclusie is dat met alleen een eerste notatie in 1966 niet kan worden aangetoond dat het om een echt oude traditional gaat.
Tussen 1971 en het begin van de coronapandemie is het nummer vaak uitgevoerd en meer dan tienmaal opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn de in 1990 door het folktrio van Gordon Bok, Ann Mayo Muir en Ed Trickett opgenomen versie, hier te beluisteren.
In 2013 bracht de Wellington Sea Shanty Society (WSSS) een versie van het nummer uit op hun album Now That’s What I Call Sea Shanties Vol. 1. Hier te beluisteren (zie link onder no. 7 van de CD). Dezelfde groep nam in 2018 nog een live versie op van 6 ½ minuut. Op dezelfde pagina staat een vertolking van The Harmonic Resonators. Zij zingen een vertaling van de tekst in het Maori, de taal van de oorspronkelijke bevolking van Nieuw Zeeland, hier te beluisteren.
Historische achtergrond
De broers, Joseph, George en Edward Weller kwamen oorspronkelijk uit Engeland en verhuisden eind jaren twintig van de 19de eeuw naar Sydney, Australië. Vandaaruit zagen zij mogelijkheden om in Nieuw Zeeland een nieuw bestaan op te bouwen. In 1831 voeren zij met de bark Mary Ann, geladen met musketten, gunpowder, rum en materiaal voor de vangst en verwerking van walvissen, naar het Zuidereiland. Op de plek waar nu de stad Dunedin is, stichten zij de eerste permanente Europese nederzetting Otago.
Naast vlas- en houthandel ging het de Weller-brothers vooral om walvisvangst. De walvissen werden dicht onder de kust gevangen, naar de wal gesleept en daar verwerkt. Van walvisblubber werd door verhitting olie gemaakt. Deze olie was een kostbare grondstof voor de fabricage van zeep, kaarsen en vooral lampolie. Walvisbotten en baleinen waren ook zeer gewild. Op zijn hoogtepunt in 1834 produceerde het Otago-station 310 ton walvisolie per jaar en was ook het centrum van een netwerk van zeven andere walvisstations. Vanuit Otago werden de walvisstations bevoorraad. Alleen hier werkten al 85 mensen, ze werden Wellerman genoemd. Alles bij elkaar was het voor de Wellers een winstgevende onderneming.
Liedtekst verklaard
De tekst van het lied beschrijft een walvisvaarder genaamd Billy o’ Tea en haar jacht op een walvis. De naam van het schip lijkt niet erg historisch. In Australië en Nieuw Zeeland is een billy een groot blik waarin bully beef of corned beef heeft gezeten en dat, voorzien van een hengsel, gebruikt wordt om water boven een vuur te koken. Een walvisvaarder met de naam Theepot, tsja…
Het refrein beschrijft hoe de bemanning van het schip hoopt dat de Wellerman komt om luxe goederen te brengen. Diverse historische bronnen melden dat de arbeiders van deze baai-walvisstations (walvisjagers) geen loon kregen. Ze werden betaald in confectiekleding, sterke drank en tabak. Het refrein gaat verder met het vertrouwen dat als het tonguing, het in stukken snijden van de walvis, klaar is er een eind zal komen aan hun slechte situatie en ze weg zullen gaan. Het woord tonguer had langs de kust verschillende betekenissen. Het verwees ook naar mannen die als tolken optraden en met inheemse Maori’s naar walvisschepen roeiden en aanboden om walvissen binnen te slepen en in stukken te snijden. Het loon voor deze baan was het karkas en de tong van de walvis.
Daarop volgende coupletten van het lied beschrijven de vastberadenheid van de kapitein om de walvis in kwestie binnen te halen. Zelfs als de tijd verstrijkt en vier walvissloepen in de strijd verloren zijn gegaan, geeft hij niet op. Het laatste couplet vertelt hoe de Billy o ‘Tea nog steeds is verwikkeld in een voortdurende strijd met de walvis, waarbij de Wellerman “zijn vaste bezoeken aflegt” om de kapitein en de bemanning te versterken.
Meer? Lees ook de andere verklaringen van zeemansliederen in onze rubriek Lied & verhaal